Kerstnacht
Maria en Jozef moesten vertrekken, op last van een hoge heerser die veraf in Rome dit had besloten. Het was een lange reis van meerdere dagen, door de woestijn en het bergland van Judea. Maria hoogzwanger, het viel niet mee.
En niemand had plaats voor hen, zij klopten vergeefs aan de deuren. Hun kind legden zij neer in een voederbak, op een plaats voor de dieren. En zo werd God mens, weerloos als een kind, in verborgenheid geboren, door weinigen herkend.
Maria en Jozef zijn niet anders: eenvoudige mensen, dienstbaar en in vrede, omdat zij de kwetsbaarheid weten te aanvaarden: dat zij het leven niet in de hand hebben, het stoort hen niet.
Dit is een uitnodiging aan ons: wees niet bang voor je kleinheid, je onmacht, de tegenslag: je bent nu eenmaal klein, je bent een kind, maar een kind van God. Het is God, die van je houdt, die je volgt en die het einddoel van je weg heeft uitgestippeld.
Zo is Kerstmis voor iedereen een uitnodiging om bij alles wat je overkomt, waar je de moed dreigt te verliezen en waar je onmacht voelt, toch een innerlijke vrede en Gods licht te ervaren, vanuit de bron van je bestaan omdat je in Gods liefde geborgen bent. Sluit je daarom niet op in je eigen gevoelens, maar open de herberg van je eigen hart en geef die vrede en dat licht door aan allen die in duisternis leven. Dan kan het pas Kerstmis zijn.
Naar het boekje “Van Advent tot Driekoningen”, Adveniat 2024.
Een handvol kaarsen
Een handvol kaarsen stuur ik je
voor alle donkere uren,
als angst je leven binnensluipt
dat die niet te lang gaat duren.
En als de honger aan je knaagt
naar liefde, goedheid, vrede
wil ik er altijd voor je zijn
met kaarsen en gebeden.
Ik steek een kaarsje voor je aan
op dagen kil en koud
opdat je toch maar heel goed weet
hoeveel ik van je houd.
Ook als de eenzaamheid je treft,
met dagen zonder kleur,
wil ik je helpen licht te zien
te midden van de sleur.
Een handvol kaarsen stuur ik je
als wens maar ook als teken
dat, als het licht onder ons komt
wij voor elkaar een kaars ontsteken.
Auteur onbekend
Bidden met Kerstmis
En de engel zei: niet bang zijn.
Er zijn er zoveel die in het donker zitten
en speuren naar licht –
er zij er zoveel die verkild zijn
en warmte zoeken –
er zijn er zoveel die het vertrouwen hebben
opgezegd en bemoedigd willen worden.
Ik wil bidden voor
die treuren om een gemis
die tobben met hun gezondheid
die sukkelen met een handicap
en wie van ons is zonder.
Ik wil bidden.
En de engel zei: goed nieuws voor u.
Er is zoveel goede wil,
mensen die helpen –
er is zoveel troost,
mensen die meeleven –
er is zoveel hartelijkheid,
mensen die je alles gunnen.
Ik wil danken
voor zoveel ouderen die wijs zijn –
voor zoveel zieken die vertrouwen geven –
voor zoveel stervenden
die er heel gerust op zijn.
Ik wil danken.
En de engel zei:
goed nieuws voor de hele wereld.
Er zijn er zoveel
die hun eten laten staan –
er zijn er nog meer
die om een korstje vragen;
er zijn er zoveel
die er in verdrinken –
er zijn er nog meer
die geen druppel hebben;
er zijn er zoveel die
zich alles kunnen permitteren –
er zijn er nog meer die
niets, niet eens een stem hebben.
Ik wil bidden
voor zoveel armen van geest
die alles over hebben –
voor de durvers
die alles riskeren –
voor de profeten
zonder blad voor de mond –
ik wil bidden voor
al die engelen van mensen.
Auteur onbekend